De metafoor van het lelijke jonge eendje: "wat is er mis met mij?"
Het kan extra onrustig voelen voor (hoog)gevoelige –(hoog)bewuste mensen in deze tijd: het is alsof de spanning tussen de cultuur zoals ze tot nu toe gecreëerd is en bewuste mensen stijgt. Onrust, schaduw, blokkades komen omhoog en worden meer en meer zichtbaar: er kan niet meer weg gekeken worden. Verschillende mensen komen tot bij mij en vaak -niet altijd- klinkt iets op de bodem van hun verhaal als volgt:
“Wat is er mis met mij?”, ‘“Ik wil niet in zo’n maatschappij leven”, “Ben ik dan echt anders dan de rest?”, “Wat maakt dat ik niet mee kan met de ratrace?”, “Waarom heb ik het gevoel dat ik anders ben?”, … Dat is de vraag van het lelijke jonge eendje. Je kent het verhaal wellicht wel: het eendje -die eigenlijk geen eend is maar een zwaan- die terechtkomt in een nest van eenden en weggepest wordt omwille van zijn “anders” zijn. De zin: “Ik voel me al heel mijn leven een vreemde eend in de bijt” heb ik al zo vaak gehoord in begeleidingen. En het lijkt alsof ik ze meer en meer hoor, daarom besloot ik om een blog aan de metafoor van de vreemde eend te wijden. Ik duik samen met wie wil in het verhaal -ik baseer me op de invoelende interpretatie en versie van Clarissa Pinkola Estés- en haal enkele verklarende en ondersteunende elementen mee naar boven.
Voor wie zich het verhaal niet meer kan herinneren, via deze link kan je het lezen.
Het is een verhaal over het zoeken naar een groep van zielsverwanten, een tribe, een ‘eigen’ groep, thuiskomen. Het oude motief van de banneling, het afwijkende speelt hier. Het verhaal moedigt de vreemde eenden aan vol te houden tot ze hun eigen soort hebben gevonden. Deze groep vinden is essentieel, zo zegt Estés: “Psychische erkenning, acceptatie en het gevoel ergens bij te horen- geeft kracht om verder te gaan.” Vooral als het moeilijk gaat, als de weg vol uitdagingen is.
Het eendje staat enerzijds symbool voor een afwijkend/verbannen deel in onszelf en anderzijds voor de wilde natuur die instinctief alles doet om verder te gaan wat er ook gebeurt: zo gezien staat het voor duurzaamheid en volharding.
Kloppen gedachten als “ik zie er anders uit”, “ik kan nooit normaal doen”, “er is iets mis met mij want dat kan ik niet zoals anderen?” Of gaat het over niet kunnen verbergen wie of wat je werkelijk bent? Vaak ga je je effectief “onbeholpen” gedragen (net zoals het eendje dat in de boter fladdert, in de meelton sukkelt en in de melkkan valt). Je hebt het gevoel dat je het niet “juist” of “goed” doet en je probeert je te verbeteren (lees: je past je nog meer aan) maar dat maakt het allemaal nog erger. Dit gebeurt als je wanhopig begint te worden: je gaat naar de verkeerde plaats voor de verkeerde reden. Met de woorden van Estés: je gebruikt het verkeerde medicijn voor een specifiek kwetsuur. Als je in een omgeving bent waar je jezelf kan zijn dan hoef je je helemaal niet in te spannen. Je hoeft niet te geloven dat als je alle neigingen en ‘kriebels’ van het wilde in je onderdrukt, je werkelijk kunt doorgaan voor een aardig en bedaard persoon. Zo krijg je -zegt Estés- welgemanierde, welmenende en nerveuze vrouwen die hard hun best doen om braaf te zijn. Het is beter, eleganter en bezielder om precies te zijn wat je bent.
In het verhaal lezen we hoe het eendje ploetert en van hier naar daar rent in een poging om rust te vinden. Maar hij klopt op de verkeerde deuren en zoekt slecht gezelschap op. Dit alles geeft hem opnieuw het gevoel afwijkend te zijn. En dan wordt het winter en raakt het eendje vastgevroren in een vijver. Dit bevriezen is iets wat in bepaalde situaties voorkomt: bijvoorbeeld wanneer je je stem -luidop- mag of moet laten horen. Wanneer gevraagd wordt naar wat jij echt denkt over een gevoelig thema. Of situaties waar je zeer zichtbaar wordt. Je gaat in freeze: in een toestand van gevoelloosheid t.o.v. jezelf en anderen. Het is een zelfbeschermingsmechanisme, maar bevroren gevoel betekent ook bevroren creativiteit: “Ijzigheid is de doodkus voor creativiteit, relaties en het leven zelf.” (p199, CP Estés, De Ontembare vrouw)
In beweging blijven is noodzakelijk. Verder gaan, al weet je op dat moment niet waarheen. Beweging zorgt er meestal voor dat iets niet kan bevriezen. Binnen de context van creativiteit wil dit zeggen: blijf verder gaan, worstel jezelf erdoor, stop met praten, breng je kunst tot expressie… hoe het er ook mag uitzien.
En dan komt er iemand voorbij die het eendje uit het ijs losmaakt: de toevallige voorbijganger die je kan zien als één of andere vorm van voeding die ons uit de ‘bevriezing’ haalt. Een onverwachte gebeurtenis die ons opnieuw op weg helpt, een volgende stap. Die stap brengt ons vaak naar de kracht van het “anders” zijn. Estés: “Er doet zich een bijzonder verschijnsel voor wanneer je je steeds maar weer probeert aan te passen maar daar niet in slaagt: terwijl je verbannen wordt, wordt je tegelijkertijd in de armen van van je zielsverwanten gedreven. Deze kunnen leden van een studie, kunstvorm of van een groep zijn.” Al dat worstelen levert iets bruikbaars op, het is een soort alchemistisch proces: het lood wordt platgeslagen zodat het goud kan worden. Hiermee heb ik niet gezegd dat het verbannen voelen iets is dat je voor je plezier zou doen. Wel is het zo dat door de wrijving zwakke plekken worden verwijderd, intuitie versterkt wordt en het vermogen tot helder waarnemen wordt gewekt.
Dit gevoel van “vreemde eend” zijn kent negatieve aspecten maar het doet ons net ook verlangen naar bevrijding van onze authentieke natuur/aard en het vervult ons met de behoefte aan een omgeving die daarbij past. Het drijft ons. Er is een verlangen in ons, een herinnering aan het wilde.
Het eendje sleept zich voort van plek naar plek tot ze een plaats heeft gevonden waar ze kan gedijen. Dit is wat Estés “de wilde natuur” noemt: ze blijft voort gaan, ze houdt vol. En er is hoop: na de winter komt ALTIJD de lente. Dat is een belofte van de wilde natuur. Je zal je eigen weg vinden.
Op het einde van het verhaal herkennen de zwanen het eendje als één van hen nog voordat het eendje dat doet: je zielsverwanten/tribe herkennen jou al lang voordat jij dat doet. Dit is heel herkenbaar in mijn praktijk: je ziet cliënten wantrouwend kijken en complimenten wegduwen. Alsof ze na al die jaren van minderwaardige gevoelens (nog) niet kunnen vertrouwen dat ze waardevol zijn als ze “gewoon” zichzelf zijn. Dan zie je in hun ogen en/of lichaamshouding iets van : “Ja ja, dat zegt ze om me wat op te vrolijken.” of “Jij misschien wel maar ik niet.” of “ Echt? Dat kan niet… na al die jaren…nee.” of “Ze ziet echt mijn gebreken niet hé…” enzovoorts. Vaak als je een compliment geeft over iets dat vanuit iemands essentie komt -een idee, kunstwerk, eigenschap,…- zegt iets in de persoon dat je het niet verdient en dat wie het compliment geeft eigenlijk een beetje dwaas of naïef is. Dit ‘iets’ kan een innerlijke criticus zijn of een stem die zegt dat je maar beter gewoon kan doen , anderen beter niet ongemakkelijk doet voelen en je dus best je eigenheid wegduwt en aanpast. Over die stemmen/stukken meer in de volgende blog.
In het bovenstaande ligt nog een laatste belangrijke stap voor de vreemde eendjes: het aanvaarden van de eigen schoonheid. Het gaat niet enkel over je eigen individualiteit, je specifieke eigenheid aanvaarden maar ook de schoonheid ervan kunnen aanvaarden en eren. En dit op een natuurlijke manier; je maakt jezelf niet groter of kleiner, je bent wat je bent: een mooie wilde ziel.
Warms en wilds,
Ilse